Lees en bekijk de geschiedenis van IJntema Carrosseriebouw: 

     Inleiding en tijdlijn 

  1. VOORGESCHIEDENIS 1808 - 1876

  2. 1877 - 1918

  3. 1919 - 1934

  4. 1935 - 1948

  5. 1949 - 1989

  6. 1990 - 2017

    vanaf 2018


Obe IJntema verhuurde zich als meesterknecht bij Andries Deinum, waar hij bijzonder goed mee op kon schieten. Obe nam in 1876 de zaak over, want Deinum wilde er wel van af. Toen werd de oude wagenmakerij een rijtuigenmakerij. Vele, zeer vele rijtuigen zijn er gemaakt. In die tijd is de Heidenschapsterweg gemaakt, van Workum tot aan de Helplaats1 toe en van daaruit maakten de boeren zelf weer verharde wegen naar hun boerderijen. Obe IJntema had het druk met het maken van nieuwe rijtuigen voor de boeren die aan die weg woonden of hun weg er op aanlsoten. Vele mooie glaswagens en kapsjezen rolden de werkplaats uit, de een achter de ander.

Omstreeks 1880 werd hier de spoorbaan gelegd. Toen die klaar was, moesten er weer rijtuigen zijn voor en naar het spoor. Riesberg, een hotelhouder hier, kreeg een nieuwe omnibus2. Boersma van de Galamadammen kreeg een omnibus, waar hij mee reed van Bakhuizen naar de trein in Warns. Quarré (?) van Koudum en O. van Elslo te Hindeloopen kregen er ook een om naar het spoor te rijden. “Verandering komt altijd werk van”, was Obe IJntema zijn gezegde: “en daar heeft met iets aan”. In 1894 werd de eerste tilbury3 hier gemaakt. Het was al eerder de bedoeling om tilbury’s te maken, maar de belasting die er op was hield het tegen. Toen die er af kwam, ging men er vlug toe over in plaats van op riemen op veren te gaan rijden. In 1898 stonden hier klaar: twee tilbury’s, één nieuwe kapsjees (de laatste die Obe IJntema afleverde), één kapwagen op riemen en één barouchet4zonder portieren.

Het heeft lang geduurd eer er nog iemand gevonden werd als koper voor die ene kapwagen op riemen. Doch die koopman was degene die met de laatste nieuwe glaswagen op riemen reed. Vele barouchetjes met en zonder portieren gingen de deur uit. Vele mensen die een wagen op riemen hadden, lieten deze veranderen van riemen op veren. Zo het ging deze wagenmakerij of rijtuigenmakerij bijzonder goed. Er werd een recordaantal tilbury’s verkocht. Ook vele brikken5 werden er begin deze eeuw afgeleverd. Obe IJntema stond overal bekend als een fidele vakman, die zijn vak tot in de puntjes beheerste. In het begin van de 20ste eeuw werd de zaak uitgebreid met een houthandel6 die ook goed draaide. Obe IJntema was niet alleen een vakman, maar tevens een goed koopman. Hij zei altijd: “Wat men met verkopen kan verdienen, hoeft men niet voor te werken”.

Vele mooie rijtuigen werden telkens weer afgeleverd. Doch nooit meer dan één arreslede. Deze zijn er bij Andries Deinum en later tussen de jaren 1880 en 1890 vele gemaakt. Er zijn toen mooie arresleden versierd met veel snijwerk gemaakt. Enkele mooie arren zijn hier nog in Workum aanwezig, waaronder de arreslede van Y.S. Haagsma. Dat is een pracht slee met heel mooi snijwerk. Dat houtsnijden verstond Obe IJntema wonderlijk goed.

Zo klimmen we op tot 1907. Toen kregen we hier een bijzonder mooi feest: het duizendjarige Workum vierde die datum buitengewoon en met veel luister. Het folklore van het Fries kwam toen tot uiting. Een grote ringrijderij met paard en sjees zette veel luister bij. De prinses bracht op die dag met haar kinderen een bezoek aan Workum, waar ter hare ere verschillende spelen en ringrijderijen werden gehouden. De hoge gasten werden afgehaald in een koets, passend in de trant van die tijd. Deze koets was ook vervaardigd in de wagenmakerij van Obe IJntema. Geen mens prakkseerde er over, dat het met een paar jaar wel heel anders in de wagenmakerij zou gaan dan als dat nu ging.

 

Van rijtuigenmakerij tot rijtuigenfabriek en carrosseriefabriek

De jaren klommen. We kregen 1908 met een grote landbouwtentoonstelling. Waar een tilbury werd tentoongesteld, bespannen met een volledig opgetuigd paard. We kregen 1909 en 1910 zonder veel bijzonders, alles zo zeker als zou het nooit anders worden. We kregen 1911, een bijzonder droog jaar, wat veel extra werk gaf voor de wagenmakerij. Er bleef bijna geen wielband op z’n plaats. Toen kwam 1912 met een langzame maar zekere ontwikkeling van de automobiel. Er kwamen steeds meer automobielen. Toen werd het plan opgevat, om een automobiel aan te schaffen en zelf de bovenbouw te maken, de carrosserie. Zo gezegd, zo gedaan. Er werd een chassis bij een fabriek in Duitsland besteld. Deze fabriek verschafte ons een tekening van het chassis. Terwijl het chassis in Duitsland werd gemaakt, werd hier aan de hand van de tekening van het chassis een tekening gemaakt van de carrosserie. Naar de laatste tekening werd hier de carrosserie gebouwd. Toen het chassis hier aankwam, werd de carrosserie geplaatst. Die bleek buitengewoon mooi te passen. Intussen waren de banden gemonteerd, die bij Peter Union, ook een Duitse fabriek, besteld waren. Alles ging wonderlijk goed. Het bleek dat de naam IJntema niet tevergeefs op een naamplaatje op de carrosserie was geplaatst. De auto, waarvan nog foto’s aanwezig zijn, maakte een goed figuur en spoedig kwamen er bestellingen op. De eerste auto ging hier in de verhuur. Van die tijd af zijn er steeds door de firma IJntema auto’s verhuurd. Bij de rijtuigen die er met succes werden gemaakt en verkocht kwamen toen de auto’s hun werk vragen.

Steeds werden er nieuwe auto’s gemaakt tot er een galm door het hele land ging: 1914 oorlog!!! De klok luidde haar klagende tonen, alsof er een begrafenis was. En het was een begrafenis. Een tijdperk van noeste arbeid in volle vrede werd begraven. We kregen een oorlog met al zijn ach en wee. De oorlog deed de automobiel weer zo goed als verdwijnen. Er was geen benzine. Ja, enkele reden nog op een mondvol surrogaat. De wagenmakerij was druk, drukker dan ooit. De rijtuigen kwamen weer op. Alles werd weer rijtuig wat de klok sloeg. Grote series rijtuigen werden gemaakt: tilbury’s, brikken, dresseerkarren7 en buggy’s8 op gummibanden. Het rijtuig veroverde haar plaats weer terug. De oorlog ging door. 1918 was voor de rijtuigen een recordjaar. Vele nieuwe rijtuigen werden toen afgeleverd. Bovendien werden toen ook nog eens vele nieuwe hooiwagens gebouwd. Toen de oorlog voorbij was, was het na twee jaren ook met de rijtuigen gebeurd. Er werd nog wel eens een karretje besteld, doch de gang was er voorgoed uit.

H.J. IJntema9

 

Haentje Jan IJntema heeft dit verhaal vlak voor zijn overlijden geschreven. De tekst is hier en daar gewijzigd en de spelling is aangepast aan die van deze tijd. Sinds 1924 bestaat het garagebedrijf naast het carrosseriebedrijf. In 1949 nemen de zonen van Haentje de bedrijven over: Wieger (1922 - 1976) het carrosseriebedrijf en Obe (1915 - 1985) de garage. In het midden van de zeventiger jaren kwamen de bedrijven in handen van Haentjes kleinkinderen: Hans en Bauke IJntema in het carrosseriebedrijf (nu gevestigd te Heerenveen) en Joost IJntema en zijn zwager Henk Bangma de garage (nu aan de Spoardyk te Workum). Sinds 1986 zwaait Bauke de scepter over IJntema Carrosseriebouw.


Voetnoten

  1. De Helplaats stond tot circa 1896 in it Heidenskip op de plaats waar tegenwoordig de fouragehandel van Van der Wal is gevestigd. De plek wordt nog steeds de hel genoemd.
  2. Omnibus = de voorloper van de (auto)bus
  3. Tilbury = tweewielig rijtuig op veren met één paard
  4. Barouchet(te) = (licht) luxe-rijtuig, waarbij de koetsier op een vrij hoge bok zit, inz. met achterbank of kattebak
  5. Brik = open vierwielig rijtuig
  6. “It Houtstek” stond op de plaats waar nu de Kettingbrêge ligt. De eerste steen van it Houtstek werd door Obes zoon Hantje Jan (geboren 21.07.1890) op 18 maart 1901 gelegd. De eerste steen is thans in het bezit van Warkums Erfskip
  7. Dresseerkar = kar waarvoor men meerdere paarden dresseert
  8. Buggy’s = licht, éénpaardig open rijtuig
  9. Haentje Jan IJntema (Workum 21.07.1890 - Workum 30.12.1951) huwde op 10.07.1915 met Hiltje Wiegers Abbring Hingst (Tjerkwerd 19.08.1894 - Workum 25.04.1952)